Klimaatverandering, de energietransitie, technologische ontwikkelingen, zoals digitalisering en AI: het zijn de grote uitdagingen van vandaag maar de arbeidsmarkt is er niet klaar voor. Evenmin is de huidige arbeidsmarkt in staat grote externe schokken als economische crises en pandemieën op te vangen. En daar komt nog bij dat een belangrijke indicator voor de welvaart in Nederland, namelijk de productiviteitsgroei, al decennialang laag is. Om de Zeeuwse economie te versterken en de grote maatschappelijke veranderingen mogelijk te maken, is een toekomstbestendige arbeidsmarkt van groot belang. Dat vraagt om ‘toekomstbestendige’ medewerkers.
LLO CRUCIAAL VOOR TOEKOMSTBESTENDIGE ARBEIDSMARKT
Een arbeidsmarkt die aansluit bij de uitdagingen betekent dat mensen moeten doorstromen naar ‘nieuwe beroepen’ en noodzakelijkerwijs van carrière moeten switchen. Carrièreswitches dragen bij aan meer evenwicht op de arbeidsmarkt. Het kan betekenen dat personen die al in een beroepsgroep werken, overstappen naar een andere beroepsgroep of dat werkzoekenden zonder dienstverband niet langer zoeken in de ene beroepsgroep maar overstappen naar een andere beroepsgroep. McKinsey voorziet in een rapport dat werknemers in de toekomst twee of meer beroepen zullen uitoefenen tijdens hun werkzame leven. Zeker nu de uittredeleeftijd van de Nederlandse werknemer richting de zeventig gaat, zijn één of meer carrièreswitches logisch en noodzakelijk. Daarbij gaat het niet, zoals voorheen, om de promotie van medewerker naar leidinggevende, maar om een switch naar een totaal ander beroep. LLO speelt een cruciale rol bij het faciliteren van de doorstroom.
EXTRA GROTE UITDAGING DOOR VERGRIJZING
De vergrijzing op de arbeidsmarkt zal de komende jaren ‘accelereren’, met ‘enorme effecten’. Randstad en McKinsey waarschuwen voor de directe effecten: in de machinemontage zal de vraag in de periode 2024-2028 bijna acht keer zo groot zijn als het aanbod, verwacht Randstad. Voor werkvoorbereiders/planners is er zes keer zoveel vraag als aanbod en voor ingenieurs vijf keer zoveel vraag als aanbod. Verpleegkundigen en leidinggevenden in industrie en bouw completeren de top vijf van knelpunten met een vraag die drie keer zo hoog is als het aanbod. Ook het CPB verwacht een tekort aan arbeidsaanbod, maar gaat uit van afnemende economische groei met als gevolg een veel minder krappe arbeidsmarkt. Zou het aanbod er wél zijn, dan zou de economie blijven groeien.
AFNEMEND POTENTIEEL
Pas de afgelopen tijd dringt goed door dat vaklieden, die nu al nauwelijks meer te vinden zijn, er straks helemaal niet meer zijn. De toekomst ziet er namelijk niet goed uit wat betreft het potentieel dat beschikbaar komt voor de arbeidsmarkt. Dat heeft deels te maken met het afnemend aantal geboorten. Het aantal mbo-studenten daalt al langere tijd, de verwachte daling in het hbo is fors: van 459.700 hbo-studenten nu naar 409.500* in 2030. Vooral het aantal bachelor-studenten daalt; afgelopen studiejaar waren het er 420.900, komend studiejaar 403.600. Alleen de deelname aan het universitair onderwijs groeit de komende jaren nog licht, van 341.800 studenten nu naar 347.300 in 2030. De instroom van internationale studenten blijft ongeveer even groot.
DOMINO-EFFECT
De krapte staat niet op zichzelf. Zo staat mede door personeelsgebrek de infrastructuur van de stroomvoorziening onder druk. Door personeelstekorten van technici kan verouderd spoor niet worden gemoderniseerd. Daardoor is het OV minder flexibel en dus minder betrouwbaar voor mensen die naar hun werk willen.
Het Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid (EIB) meldt dat het waarschijnlijk niet gaat lukken om de gebouwde omgeving in Nederland voor 2050 klimaatneutraal te maken.
Gevolg: milieudoelen worden niet gehaald. Behalve dit soort directe effecten, hebben de arbeidsmarkttekorten in een sector vaak ook bredere maatschappelijke gevolgen. De tekorten in de kinderopvang verhinderen bijvoorbeeld dat deeltijdwerkers in andere sectoren meer uren gaan werken. De arbeidsmarktproblemen in de zorg leiden tot wachtlijsten, waardoor zieke werknemers of mensen met een arbeidsbeperking minder snel aan de slag kunnen. Ook leiden de berichten over de hoge werkdruk in de zorg tot een afname van het aantal verpleegkundestudenten. De effecten van tekorten bij onderwijs, leger en politie zijn op langere termijn en breed voelbaar in de samenleving die immers drijft op kennis, veiligheid en burgerschap.
OPLOSSINGEN?
Een deel van de tekorten zal worden opgevangen doordat werkgevers hun producten en diensten op andere manieren gaan vervaardigen en leveren. Verder kan scholing in en toepassing van AI en robotica de productiviteit van werknemers sterk verhogen. Niettemin geeft McKinsey aan dat als er niet gekozen wordt voor het grootscheeps aantrekken van arbeidsmigranten, dat er dan scherpe keuzes nodig zijn om mensen op te leiden, om te scholen en continu te stimuleren om voor die banen te kiezen die het productiefst of maatschappelijk het meest cruciaal zijn.
Werkenden moeten gedurende hun loopbaan ten minste twee of drie beroepen hebben om aan de veranderende arbeidsvraag te voldoen.
Dit betekent onder andere dat werkenden gedurende hun loopbaan ten minste twee of drie beroepen moeten hebben om aan de veranderende arbeidsvraag te voldoen. Drie van elke tien werknemers geeft aan over meer kennis en vaardigheden te beschikken dan nodig voor het werk. Het is cruciaal om dit potentieel optimaal te benutten.
Zeeuwse cijfers
Deelname aan LLO
Leven lang ontwikkelen raakt door de verschillende initiatieven steeds meer ingeburgerd bij werkgevers en werknemers. Dit laat bijvoorbeeld de Monitor Leercultuur zien. Nederland doet het goed op het gebied van leven lang ontwikkelen vergeleken met andere landen. Samen met Denemarken, Zweden en Finland heeft ons land binnen Europa in 2022 de hoogste participatie aan training en opleidingen, blijkt uit data van EUROSTAT.
In Zeeland is het aandeel werkenden tussen de 15 - 74 jaar dat deelneemt aan LLO toegenomen vanaf 2019/2020. Opvallend is vooral de sterk gestegen deelname aan niet-formeel onderwijs *. Het aandeel deelnemers binnen formeel onderwijs ** is daarentegen juist licht gestegen.
* Tot het niet-formele onderwijs worden gerekend alle opleidingen of cursussen met een duur van korter dan 6 maanden. Daarnaast omvat het niet-formele onderwijs ook de schriftelijke of online opleidingen op mbo en hbo niveau, inburgeringscursussen en bedrijfsopleidingen met een duur van korter dan 1 jaar
** Tot het formele onderwijs wordt gerekend alle onderwijs dat door de overheid wordt bekostigd alsmede particulier onderwijs voor zover dit leidt tot een in Nederland erkend diploma.
Uiteraard volgt niet iedereen een meerjarige opleiding of kortdurende cursus. Vooral in het mkb en onder praktisch geschoolden wordt op de werkvloer ook veel geleerd in de vorm van informeel leren: leren door bijvoorbeeld met collega’s te overleggen of samen te werken, nieuwe taken uit te voeren, of door feedback te krijgen van collega’s, leidinggevenden of klanten.
Verschillen tussen opleidingsniveaus
Als we kijken naar alle werkenden op basis van hun hoogst behaalde opleidingsniveau, zien we in eerste instantie dat bij alle opleidingsniveaus ongeveer een derde van de werkenden bezig is met een opleiding of cursus. Wel valt op dat werkenden met een laag opleidingsniveau aanzienlijk vaker formeel onderwijs volgen. Dit beeld wordt echter vertekend door scholieren en studenten meegeteld worden in deze cijfers. Zij vallen vaak binnen de groep laag en middelbaar opgeleiden, omdat ze nog bezig zijn met school of studie terwijl ze daarnaast een baantje hebben. Wanneer we deze groep uit de data verwijderen door binnen de filter 'Leeftijd' de groep 25 tot 65 jaar te selecteren, zien we een heel ander plaatje. Dan valt allereerst op dat deelname aan LLO sterk toeneemt, naarmate het opleidingsniveau stijgt. Daarnaast valt op dat, ongeacht het opleidingsniveau, het merendeel van de mensen niet-formeel onderwijs volgt, zoals een kortere opleiding of cursus. Een minderheid van de werkenden volgt een meerjarige opleiding.
Redenen voor LLO en steun vanuit werkgever
Mensen hebben verschillende redenen om bezig te zijn met LLO. Het huidige werk beter kunnen doen is in twee derde van de gevallen de belangrijkste reden. Om kunnen gaan met toekomstige veranderingen in het werk en toekomstige baankansen vergroten komen daarentegen minder vaker voor.
Het merendeel van de werknemers voelt zich gelukkig gesteund door hun leidingevende om een LLO-traject te volgen en is ook tevreden met de leermogelijkheden binnen hun organisatie.
Meer data?
Bezoek de dashboard pagina's van deze verkenning, voor meer gedetailleerde informatie over LLO zoals:
- LLO-deelname binnen verschillende sectoren, beroepsklassen, migratieachtergronden;
- Beroepen waarin de behoefte aan LLO belangrijker kan worden;
- Regio's en sectoren waarnaar pas afgestudeerden uit de regio verhuizen;
- Per beroepsgroep het belang van bepaalde skills en welke skills belangrijker worden;
- Algemene behoefte aan LLO, mate waarin skills aansluiten op werk en mate van medewerkerbetrokkenheid bij de organisatie.
LEVEN LANG ONTWIKKELEN:
DE UITDAGINGEN
Vanwege de snelle maatschappelijke veranderingen, de technische, economische én persoonlijke ontwikkelingen is het belangrijk dat werknemers zich voorbereiden. Dat betekent: werken aan de eigen ontwikkeling om in de huidige functie vooruit te kunnen en om op enig moment een heel nieuwe stap te kunnen zetten. Er zijn tal van factoren die het minder gemakkelijk te maken om tijd, geld en ruimte te vinden voor de eigen ontwikkeling: de zorg voor kinderen, mantelzorg, vrijwilligerswerk, lange werkweken, gezondheidsvraagstukken, schulden, enzovoort.
Ook werkgevers laten scholing nogal eens links liggen. Begeleiding kost tijd en geld. Er is geen geld voor scholing als het slecht gaat met een bedrijf en geen tijd voor scholing als het goed gaat. Bovendien heerst het gevoel dat de investering niet wordt terugverdiend, omdat een werknemer dankzij de opleiding beter in de markt ligt en dus zijn of haar heil elders kan zoeken. Dan lijkt het handiger om een goed opgeleide werknemer met behulp van een hoger loonaanbod aan te trekken.
Leren en ontwikkelen is niet voor iedereen vanzelfsprekend. Vooral praktisch opgeleiden, flexwerkers en ouderen volgen aanzienlijk minder cursussen.
OVERHEID AAN ZET
Leren en ontwikkelen is niet voor iedereen vanzelfsprekend. Vooral praktisch opgeleiden, flexwerkers en ouderen volgen aanzienlijk minder cursussen. Ook leren zij minder vaak informeel, wat opmerkelijk is omdat juist bij deze groepen formeel leren niet zo populair is. Een bijkomend probleem is dat (MKB-)werkgevers veelal geen visie op LLO hebben.
De inspanningen om LLO te stimuleren zouden zich dan ook moeten richten op de werkgevers en werknemers waarvoor leren in welke vorm dan ook minder voor de hand ligt. Een interessante uitdaging!
Bij hen ontbreekt vaak het leiderschap om de cyclus (geen tijd voor scholing of geen geld voor scholing) te doorbreken. Ze weten niet waar ze moeten beginnen en dat geldt ook voor hun werknemers. Helaas bereikt LLO (formeel, informeel en non-formeel leren) daardoor nog steeds vooral die groepen die zelf kiezen om opleidingen te volgen en die daarin door arbeidsorganisaties worden gestimuleerd.
Samengevat
- De Nederlandse arbeidsmarkt staat onder druk door uitdagingen zoals klimaatverandering, de energietransitie en digitalisering. Ook kan de markt klappen zoals pandemieën en economische crises slecht opvangen, en blijft de productiviteitsgroei laag. De toekomstbestendige arbeidsmarkt vraagt om veerkrachtige werknemers die zich continu aanpassen en nieuwe vaardigheden ontwikkelen om in te spelen op veranderingen. Leven Lang Ontwikkelen (LLO) speelt hierin een essentiële rol. Door LLO kunnen werknemers zich omscholen naar nieuwe beroepen waar behoefte aan is en zo bijdragen aan een evenwichtige arbeidsmarkt.
- Vergrijzing maakt de arbeidsmarktproblemen nog nijpender: in technische beroepen is de vraag bijvoorbeeld al veel groter dan het aanbod. Deze krapte zal domino-effecten tot gevolg hebben. Zo staat mede door personeelsgebrek de infrastructuur van de stroomvoorziening onder druk. Door personeelstekorten van technici kan verouderd spoor niet worden gemoderniseerd, waardoor het OV minder flexibel wordt, met als gevolg een lagere betrouwbaarheid voor mensen die naar hun werk willen. Daarnaast zijn er ook bredere maatschappelijke gevolgen. De tekorten in de kinderopvang verhinderen bijvoorbeeld dat deeltijdwerkers in andere sectoren meer uren gaan werken. Daarnaast dringt de afgelopen tijd pas goed door dat vaklieden, die nu al nauwelijks meer te vinden zijn, er straks helemaal niet meer zijn. Dit komt mede door lagere geboortecijfers en dalende studentenaantallen in mbo- en hbo-opleidingen.
- In Zeeland zien we dat de deelname aan LLO de afgelopen jaren is toegenomen onder werkenden, vooral in de vorm van kortdurende cursussen en opleidingen. Het merendeel van de werknemers geeft daarbij aan zich gesteund te voelen door hun leidinggevende en voldoende leermogelijkheden te hebben vanuit de organisatie. Tweederde van de werknemers geeft aan met LLO bezig te zijn om het huidige werk beter te kunnen doen; slechts eenderde geeft aan bezig te zijn om beter in te kunnen spelen op toekomstige veranderingen. Daarnaast blijkt echter dat oudere werknemers en werknemers met een lager opleidingsniveau aanzienlijk minder snel deelnemen aan een LLO-traject. Een factor die hieraan bijdraagt is dat (mkb-)werkgevers vaak geen visie op LLO hebben en niet weten hoe ze dit het beste aan kunnen pakken. LLO bereikt daardoor vaak nog steeds alleen de groepen die pro-actief opleidingen willen volgen en gesteund worden door arbeidsorganisaties.
- Voor een toekomstbestendige arbeidsmarkt is het daarom noodzakelijk om LLO toegankelijker te maken. De overheid kan helpen met ondersteuning, vooral voor groepen die minder geneigd zijn om scholing te volgen. Met een gezamenlijke inzet van werknemers, werkgevers en overheid kunnen we de arbeidsmarkt voorbereiden op de uitdagingen van morgen.
Meer lezen over LLO?