Per opleidingsniveau het aandeel mensen dat tot het onbenut arbeidspotentieel behoort

Deze grafiek toont per opleidingsniveau hoeveel procent van de mensen tot het onbenut arbeidspotentieel behoort. Het betreft hier mensen binnen de beroepsgeschikte bevolking (iedereen van 15 tot 75 jaar).

Onbenut arbeidspotentieel
: het onbenut arbeidspotentieel bestaat uit mensen die niet werken, maar wel zouden kunnen werken, en mensen die werk hebben, maar méér zouden willen werken. Het bestaat om precies te zijn uit de onderstaande vier groepen:

1. Onderbenutte deetijdwerkers. Mensen die op korte termijn méér uren kunnen en willen werken.
2. Semi-werklozen die wel recentelijk gezocht hebben naar werk, maar niet op korte termijn beschikbaar zijn.
3. Semi-werklozen die wel op korte termijn beschikbaar zijn voor werk, maar niet recentelijk gezocht hebben.
4. Werklozen. Mensen zonder betaald werk, die recentelijk actief naar werk hebben gezocht én daarvoor op korte termijn beschikbaar zijn (ILO-werkloosheidsindicator).

Opleidingsniveau: het hoogst behaalde diploma van een persoon. We onderscheiden de volgende opleidingsniveaus:

1. Laag: dit omvat onderwijs op het niveau van basisonderwijs, het vmbo, de eerste 3 leerjaren van havo/vwo of de assistentenopleiding  (mbo-1).
2. Middelbaar: dit omvat de bovenbouw van havo/vwo, de basisberoepsopleiding (mbo-2), de vakopleiding (mbo-3) en de middenkader- en specialistenopleidingen (mbo-4).
3. Hoog: Dit omvat onderwijs op het niveau van hbo of wo.
4. Onbekend: het opleidingsniveau van een persoon is niet bekend bij het CBS.

Peilmoment: jaarlijks

Bron: EBB (Enquête Beroepsbevolking van het CBS)

Annotaties aan grafiek toevoegen
Voeg opmerkingen toe

POWERED BY

powered by