Een interview met Milou Audenaerd en Rutger Punt van UWV over het onbenut arbeidspotentieel in Zeeland.
Een interview met Milou Audenaerd en Rutger Punt van UWV over het onbenut arbeidspotentieel in Zeeland. Milou werkt ruim twee jaar als arbeidsmarktadviseur bij UWV voor de regio West-Brabant en Zeeland. Haar doel is om de arbeidsmarktinformatie die het UWV heeft, transparant te maken door duiding te geven aan trends, prognoses en data met betrekking tot de arbeidsmarkt.
Rutger Punt is manager Werkgeversdienstverlening in de regio Zeeland. Dit team richt zich op het optimaal bij elkaar brengen van vraag en aanbod in de arbeidsmarktregio, vanuit het perspectief van de werkgever. Als manager Werkgeversdienstverlening richt Rutger zich op het versterken van de externe contacten binnen de arbeidsmarktregio.
- Kunnen jullie uitleggen wat het onbenut arbeidspotentieel inhoudt?
Milou: “Het onbenut arbeidspotentieel wordt berekend door het CBS. Het wordt gebaseerd op de enquête beroepsbevolking. Dit is een grootschalig onderzoek dat eens per kwartaal wordt gehouden. Het onbenut arbeidspotentieel bestaat uit drie groepen: mensen die momenteel werkloos zijn, semi-werklozen en onderbenutte deeltijders. De laatste groep bestaat uit mensen die op dit moment deeltijd werken en aangeven meer te willen werken. De semi-werklozen zijn mensen die op dit moment geen betaald werk hebben en: ofwel hebben ze gezocht naar werk, maar zijn ze niet beschikbaar op de arbeidsmarkt, ofwel zijn ze wel beschikbaar, maar hebben ze niet gezocht.”
“Het kan nuttig zijn voor een werkgever om in gesprek te gaan met de werknemers, en gewoonweg te vragen of de werknemer nog tevreden is met het aantal uren dat hij of zij werkt.”
- Is het onbenut arbeidspotentieel de heilige graal bij het oplossen van de huidige arbeidsmarktkrapte?
Milou: “Heel kort: nee. Dat komt omdat het onbenut arbeidspotentieel op dit moment ook erg laag is. Het is van belang dat, als we die arbeidsmarktkrapte willen drukken, we goed kijken naar het onbenut arbeidspotentieel en hoe het komt dat zij momenteel de weg niet vinden naar de arbeidsmarkt. We zien ook dat, bij ons en ook bij andere partners, de nadruk steeds meer op het onbenut arbeidspotentieel komt te liggen. Er is bij deze groep sprake van een mismatch die niet zo simpel op te lossen valt.
- Wat is de rol van het UWV bij het onbenut arbeidspotentieel?
Rutger: “Op dit moment is het zo dat werkzoekenden die geen uitkering ontvangen ook niet in beeld zijn bij UWV en/of gemeenten. Wij kunnen deze doelgroep dus lastig bereiken. Wat betreft het onbenut arbeidspotentieel, wijzen wij in onze contacten met de werkgevers hen altijd op de mogelijkheid van het inventariseren bij de parttime medewerkers of zij bereid zijn meer uren te gaan werken. Vaak staan de medewerkers hier wel voor open, maar niet bij stil. Uiteraard horen daar nog een paar verdere vragen bij, zoals onder meer wat er voor nodig zou zijn om méér uren te gaan werken.”
Milou vult aan: “Het kan nuttig zijn voor een werkgever om in gesprek te gaan met de werknemers, en gewoonweg te vragen of de werknemer nog tevreden is met het aantal uren dat hij of zij werkt. Het open gesprek hierover aangaan, geeft de werkgever inzicht in de wensen van de werknemers.
Een voorbeeld: laatst gaf een adviseur Werkgeversdienstverlening het advies aan een werkgever om het gesprek hierover aan te gaan. De werkgever heeft, doordat een aantal collega’s aangaf meer uren te willen werken dan ze momenteel doen, een volledige fte ingevuld onder het huidige personeel. Het gebeurt dus al dat werkgevers zelf dit initiatief nemen, en hopelijk is dit een inspiratie voor anderen.”
“Er zijn in de praktijk héél veel voorbeelden waarbij (meer) werk niet of te weinig loont.”
- In welke branches is de groep onbenutte deeltijders het grootst?
Milou: “Met name in de zorgsector. Slechts vijf procent van het totaal aantal werkenden in de overheid en zorgsector dat parttime werkt, geeft aan meer te willen werken. In Zeeland is de zorgsector de grootste werkgever, dus een belangrijke sector voor onze regio. En in Zeeland, schrik niet, werken er zo'n 3700 mensen in die sector die 60-plus zijn. Dit is twaalf procent van alle werknemers in die sector. Deze werknemers verlaten vanwege de pensioengerechtigde leeftijd binnen nu en zeven jaar de arbeidsmarkt. En dan denk ik dat alles wat we kunnen doen helpt, zo ook het inzetten op het onbenut arbeidspotentieel. Dit is zeker niet het enige wat nodig is om de krapte tegen te gaan, maar kan wel een stuk daaraan bijdragen.
- Het doet me denken aan de oproep van ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om vrouwen op te roepen meer te gaan werken.
Milou: “Het is de vraag of het voldoende is om die oproep te doen. Het is ook van belang om te kijken naar de belemmeringen die de vrouwen of mannen voelen om niet fulltime te werken. Daar is nog relatief weinig onderzoek naar gedaan.
Rutger vult aan: “Écht een oproep aan de landelijke overheid om (extra) werk te laten lonen. Er zijn in de praktijk héél veel voorbeelden waarbij (meer) werk niet of te weinig loont. Dit als gevolg van dure kinderopvang, niet meer in aanmerking komen voor bepaalde inkomensafhankelijke toeslagen etc. etc. Dat moét echt anders; en snel!”
- Onder jongeren is het onbenut arbeidspotentieel het grootst, hoe denk je dat dit komt?
Milou: “Misschien moet ik beginnen met vertellen dat jongeren over het algemeen niet heel goed bij het UWV in beeld zijn, omdat zij vaak geen of nog weinig recht hebben op een werkeloosheidsuitkering. Dat bouw je namelijk op naar het aantal jaren dat je werkzaam bent en dat zijn er meestal niet zo veel bij deze doelgroep. Jongeren vallen met name onder de onderbenutte deeltijders. En de grootste, belangrijkste reden die zij noemen, is dat ze voor een deel nog in formeel onderwijs zitten.”
- Wat is er nodig om die jongeren aan de arbeidsmarkt te binden?
Rutger: “Flexibiliteit en aanpassingsvermogen zijn essentieel voor een toekomstbestendige arbeidsmarkt. Regionale Werkcentra (RWC) spelen hierin een belangrijke rol door verschillende initiatieven te bundelen. Dit omvat bijvoorbeeld projecten zoals 'Leven Lang Ontwikkelen', waarbij het accent ligt op het kijken naar vaardigheden en competenties in plaats van alleen naar diploma's. Het UWV ondersteunt deze centra actief en werkt samen met onderwijsinstellingen, bedrijfsopleidingen, brancheverenigingen en werkgevers om dit voor elkaar te krijgen in Zeeland. Door deze samenwerking, ontstaat er een integraal systeem dat (onder andere) de jeugd de gewenste flexibiliteit en variatie biedt in hun carrière. Op dit moment is er nog geen Regionaal Werkcentrum in Zeeland, maar dit is het gedroomde eindstation vanuit UWV. Er is een goede samenwerking met partners nodig om dit te bereiken.”
- Tot slot: hoe kijken jullie naar de verkenning op ArbeidsmarktInZicht over het onbenut arbeidspotentieel?
Milou: “Via dit platform krijgen we onder andere meer inzicht in het onbenut arbeidspotentieel, dus dat is erg mooi en belangrijk. De krapte op de arbeidsmarkt is hoog en de komende jaren nog niet voorbij. Dus die arbeidsmarktinformatie helpt ons om meer inzicht te krijgen in die groepen en daar ook gerichte acties op te doen. Zowel op het gebied van beleid, vanuit het UWV, maar ook voor de werkgever zelf.”
Rutger: “Het is een erg mooie verkenning die nog beter in beeld brengt hoe het onbenut arbeidspotentieel in Zeeland eruit ziet. Maar dan is het vervolgens aan ons en de andere partners om er iets mee te doen. Het mag niet onderin de la belanden. What’s next?”