Wat is arbeidsproductiviteit?

Wat is arbeidsproductiviteit?
Arbeidsproductiviteit is een maat voor de efficiëntie waarmee wordt gewerkt. We definiëren arbeidsproductiviteit daarbij als de productie per eenheid arbeid. In het dashboard geven we het niveau van de arbeidsproductiviteit weer in het jaar 2017 (in euro per arbeidsuur of -jaar). Vervolgens tonen we een index van de volume-ontwikkeling (waarbij 2017 het basisjaar is). Hieronder gaan we uitgebreider in op de wijze waarop we productie en arbeid meten. 

Hoe meten we productie?
Voor 'productie' nemen we de bruto toegevoegde waarde tegen basisprijzen. Dat is ‘het verschil tussen de productie (basisprijzen) en het intermediair verbruik (aankoopprijzen) van een bedrijfseenheid. De toegevoegde waarde wordt gewaardeerd tegen basisprijzen. Bruto is inclusief afschrijvingen.’ Basisprijzen houdt in dat productgebonden belastingen en subsidies buiten beschouwing worden gelaten. Het niveau van de arbeidsproductiviteit wordt uitgedrukt in 1 000 euro per arbeidsjaar, of in euro per arbeidsuur.

Hoe meten we arbeid?
We meten het arbeidsvolume in uren en in arbeidsjaren. Indien gemeten in arbeidsjaren, dan gaat het om aantallen contracten, herleid naar fulltime equivalenten op basis van de contractuele arbeidsduur. Bij het arbeidsvolume in uren gaat het de daadwerkelijk gewerkte uren, ongeacht de contractuele arbeidsduur. Tussen 1995 en 2019 zijn deze op het niveau van de totale economie vrijwel gelijk gegroeid. In 2020 en 2021 is dat niet zo. Zo is onder invloed van corona is de werkgelegenheid in uren veel sterker afgenomen dan de werkgelegenheid in arbeidsjaren. Een belangrijke reden is dat onder invloed van allerlei overheidsmaatregelen banen in stand konden blijven, bij afgenomen productie betekent dat minder gewerkte uren. Het omgekeerde doet zich voor in 2021, maar in minder sterke mate. Dat betekent ook dat – gelet op de manier waarop we op landelijk niveau de werkgelegenheid in arbeidsjaren afleiden van die in uren – ook in 2022 in sommige sectoren nog sprake kan zijn van sterkere groei van de werkgelegenheid in uren, vergeleken met die in arbeidsjaren.

 Van arbeidsuren naar arbeidsjaren in prognosejaren in PRISMA
In PRISMA wordt eerste de werkgelegenheid in uren berekend, daar wordt die in arbeidsjaren van afgeleid. Kernvariabele is de ‘uren per arbeidsjaar’ quote uaq. Deze kent een trendsmatige ontwikkeling.  De – empirisch getoetste - modellering is daarom als volgt:

uaqe= α + β×uaqt-1, α>0, 0< β<1 (dit is de lange termijn vergelijking)

uaqD%= p + q×ln(uaq/uaqe), q<0 (aanpassing werkelijke aan lange termijn waarde)
 
α en  β zijn zo gekozen dat ze een vergelijkbare ontwikkeling van het arbeidsvolume in uren en arbeidsjaren laten zien. Mocht om een of andere reden een verschil ontstaan tussen de werkelijke en de lange termijn waarde van uaq, dan zorgt de aanpassingsvergelijking ervoor dat dit verschil (na enige jaren) wordt rechtgetrokken. Hoe snel dat gebeurt, hangt af van de waarde van q. Die verschilt tussen sectoren.

Rol uitzend en zpp
Basis voor de cijfers vormen de regionale rekeningen van CBS [1]. Deze geven informatie over bruto productie, verbruik en toegevoegde waarde (onderverdeeld naar beloning van werknemers en bruto exploitatieoverschot) van bedrijven naar sector en regio; ook wordt het arbeidsvolume gegeven. Het arbeidsvolume is de ‘hoeveelheid arbeid die in een bepaalde periode is ingezet. Het arbeidsvolume kan worden uitgedrukt in banen, arbeidsjaren of gewerkte uren. Werkzame personen zijn alle personen die een baan hebben bij een in Nederland gevestigd bedrijf of bij een particulier huishouden in Nederland. Tot de werkzame personen behoren alle personen die betaalde arbeid verrichten, ook al is het maar voor één of enkele uren per week’. ‘Werkzame personen kunnen worden onderscheiden in werknemers en zelfstandigen. Werknemers zijn personen die in een bepaalde periode arbeid verrichten voor loon of salaris, in geld of in natura. Zelfstandigen zijn personen die een inkomen ontvangen door voor eigen rekening of risico, arbeid te verrichten in het bedrijf of het beroep dat zij zelfstandig uitoefenen. Ook meewerkende gezinsleden worden tot zelfstandigen gerekend, tenzij zij een arbeidsovereenkomst zijn aangegaan.’ De werkgelegenheid is dus inclusief zelfstandigen. Omdat CBS meet bij bedrijven waar werknemers in dienst zijn, wordt uitzendarbeid niet toegerekend aan de sector waar uitzendkrachten daadwerkelijk werkzaam zijn (zoals in LISA wel het geval is) maar aan de sector waar ze in dienst zijn (dus in SBI 78). Bij wijze van toelichting: we gebruiken CBS-cijfers voor de totale industrie, en verdelen dat vervolgens naar subsectoren o.b.v. LISA. De impliciet aanname is dan dat uitzendarbeid in alle subsectoren relatief even vaak voorkomt. Dat werkt in principe goed, behalve voor de niet-specialistische zakelijke dienstverlening (waar uitzendbureaus immers deel van uitmaken); voor deze sector onderschatten we dus het arbeidsvolume, en overschatten we het niveau van de arbeidsproductiviteit. Voor ontwikkelingen zou dit minder moeten uitmaken.


[1] Zie StatLine - Productieproces; bedrijfstak en regio; nationale rekeningen (cbs.nl).

 

 

 

POWERED BY

powered by