Inzicht in Zeeuwse arbeidsmarktknelpunten voor de uitvoering van het klimaatbeleid

Belangrijkste inzichten
  • Een belangrijke randvoorwaarde voor het behalen van het klimaatdoel van het kabinet-Rutte IV, is dat er voldoende geschikte arbeidskrachten beschikbaar zijn.
  • Onderzoekers van het PBL en het Researchcentrum voor Opleiding en de Arbeidsmarkt (ROA) hebben een model ontwikkeld dat voor vijf jaar vooruit laat zien waar knelpunten op de arbeidsmarkt kunnen ontstaan bij de uitvoering van het klimaatbeleid.
  • Het model biedt tot vijf jaar vooruit een gedetailleerd beeld in welke beroepen, opleidingen en regio’s knelpunten zullen ontstaan, als alle voor het klimaatdoel benodigde investeringen plaatsvinden. Het meewegen van de economische samenhangen tussen sectoren en regio’s maakt dit model uniek.
  •  Het ontwikkelde PBL-ROA-model is onderdeel van de in het Klimaatakkoord van 2019 afgesproken informatiebasis, waarmee de gevolgen van het klimaatbeleid in Nederland voor de arbeidsmarkt kunnen worden gemonitord.
  • Er is vooral een tekort aan technici op bachelor- en masterniveau, naast een tekort aan technici en ambachtslieden op mbo-niveau.
  • In Zeeland, Drenthe en Limburg kunnen de knelpunten groter uitvallen dan op nationaal niveau, omdat daar relatief veel klimaatinvesteringen plaatsvinden.
Onderzoekers van het PBL en ROA bundelen krachten

Onderzoekers van het PBL en het Researchcentrum voor Opleiding en de Arbeidsmarkt (ROA) hebben een model ontwikkeld dat voor vijf jaar vooruit laat zien waar knelpunten op de arbeidsmarkt kunnen ontstaan bij de uitvoering van het klimaatbeleid.  Het model biedt een gedetailleerd beeld van de beroepen, opleidingen en regio’s waarin knelpunten zullen ontstaan, als alle voor het klimaatdoel benodigde investeringen plaatsvinden. Zo wordt duidelijk hoeveel en wat voor type arbeid dit vraagt, en hoe die behoefte verschilt van het verwachte aanbod. Dit wordt bekeken over de volle breedte van de arbeidsmarkt, dus voor alle sectoren in de economie. Tijdig zicht op knelpunten in de arbeidsmarkt, biedt partijen zoals overheden, bedrijven, onderwijsinstellingen en vakbonden de mogelijkheid gericht actie te ondernemen, om te voorkomen dat personeelsgebrek een belemmering voor het klimaatbeleid gaat vormen.

In dit artikel geven we een samenvatting van de belangrijkste uitkomsten van het PBL-ROA-model voor de provincie Zeeland. De resultaten moeten niet beschouwd worden als een inschatting van de gevolgen van de voorgenomen beleidsplannen voor de komende vijf jaar. De analyse is gebaseerd op een lager klimaatdoel voor 2030 dan het kabinet-Rutte IV hanteert en ook de verdeling van de investeringen over de technologieën hoeft niet overeen te komen met de klimaatsbeleidsplannen voor de komende jaren. De analyse laat vooral zien waar klimaatbeleid de reeds verwachte knelpunten op de arbeidsmarkt verder vergroot of leidt tot nieuwe knelpunten, en waar dus actie nodig is om te voorkomen dat deze knelpunten het behalen van de het klimaatdoel in de provincie Zeeland belemmeren. Wel betekent het feit dat er nu een hoger reductiedoel wordt nagestreefd, dat er meer investeringen nodig zijn en de knelpunten dus ook groter zijn. 

Verwachte meer-investeringen als gevolg van klimaatbeleid


Absolute meer-investeringen
Om de klimaatdoelstellingen te behalen, zijn meer-investeringen nodig. In absolute aantallen vinden bij het door het PBL en ROA gehanteerde klimaatbeleidsscenario, de meeste meer-investeringen plaats in Zuid-Holland, gevolgd door Noord-Brabant en Noord-Holland. In Zuid-Holland zijn veel investeringen nodig, omdat daar veel bedrijven in de energie-intensieve industrie zijn gevestigd (vooral in de haven van Rotterdam) en er ook veel mensen wonen. De meeste investeringen die in deze provincie naar verwachting worden gedaan, zijn dan ook gericht op energiebesparing in de industrie en op de gebouwde omgeving. In de provincies Noord-Brabant en Noord-Holland worden er, naast veel investeringen in de gebouwde omgeving vanwege de grote bevolking, ook veel investeringen verwacht in het opwekken van energie via hernieuwbare bronnen. 

Per provincie de verwachte meer-investeringen bij klimaatbeleid, 2022-2026

Relatieve meer-investeringen
Als we de verwachte meer-investeringen per provincie afzetten tegen de totale investeringen per provincie in 2019, dan ontstaat een ander beeld. In vergelijking met het investeringsniveau uit 2019, vinden de meeste investeringen juist plaats in de provincies met het kleinste aantal inwoners, Zeeland, gevolgd door Drenthe, Limburg, Friesland en Overijssel. Bij dit klimaatbeleidsscenario ontstaan daar dus relatief grote veranderingen in de investeringen. Of dat ook gevolgen heeft voor de vraag naar arbeidskrachten in die provincies, hangt ervan af of deze investeringen ook leiden tot meer vraag naar goederen en diensten die worden geleverd door bedrijven die in deze provincies zijn gevestigd. Dat hoeft niet het geval te zijn, bijvoorbeeld als de benodigde goederen en diensten vooral worden geproduceerd en geleverd door bedrijven die gevestigd zijn in andere Nederlandse regio’s of het buitenland.

De provincie waar in dit klimaatbeleidsscenario relatief gezien de minste meer-investeringen
plaatsvinden, is Utrecht. Dit komt vooral doordat daar weinig energie-intensieve industrie is
gevestigd, waardoor men daar slechts beperkt hoeft te investeren in energiebesparing in de industrie. Ook wordt er in Utrecht, volgens de gebruikte bronnen, minder geïnvesteerd in
hernieuwbare energieproductie dan in andere provincies.

Per provincie de verwachte meer-investeringen als gevolg van klimaatbeleid

Veranderingen in de vraag naar arbeidskrachten per provincie

PBL en ROA hebben met een MRIO-analyse voor elk jaar tussen 2022 en 2026 berekend hoe de vraag naar arbeidskrachten per sector voor de provincie Zeeland verandert, als gevolg van de meer-investeringen. Daarbij gaan ze uit van een tweetal varianten:

  • Klimaatbeleidsscenario variant Additioneel:  de investeringen die in de komende vijf jaren als gevolg van het klimaatbeleid plaatsvinden komen boven op alle andere bestedingen van bedrijven, huishoudens en de overheid. We veronderstellen in deze variant dus dat het totale budget, dat wil zeggen het budget van alle bedrijven, huishoudens en de overheid samen, voor bestedingen in Nederland stijgt. Dat is bijvoorbeeld het geval als bedrijven en huishoudens meer gaan lenen en/of als de overheid ervoor kiest om het begrotingstekort in deze periode op te laten lopen;
  • Klimaatbeleidsscenario variant Budgetneutraal: in deze variant is de veronderstelling dat het totale budget gelijk blijft. Door deze veronderstelde budgetneutraliteit leiden de investeringen die in de komende vijf jaren als gevolg van het klimaatbeleid plaatsvinden, tot een verschuiving in het bestedingspatroon van bedrijven, huishoudens en de overheid. De klimaatinvesteringen gaan dus ten koste van andere bestedingen. Wel veronderstellen we dat de bestedingen aan basisgoederen gelijk blijven, omdat deze noodzakelijk zijn voor het dagelijks leven en het slechts beperkt mogelijk is om daaraan minder uit te geven.

In de praktijk zullen deze twee varianten van financiering zelden voorkomen. PBL en ROA kiezen echter bewust voor twee extreme varianten van financieringswijze om zicht te geven op de bandbreedte van de gevolgen voor de vraag naar arbeidskrachten bij het gehanteerde klimaatbeleidsscenario. 

Onderstaande visualisaties laten voor de provincies zien hoe de vraag naar arbeidskrachten in 2026 verandert ten opzichte van 2019 in het basisscenario. De toename van de regionale vraag  is relatief klein in vergelijking met die in het basisscenario. Dit verschil is echter afhankelijk van de veronderstelde hoeveelheid investeringen in de komende 5 jaar. Zoals eerder aangegeven, ligt het ingeschatte investeringsniveau relatief laag. 

Per provincie de verwachte verandering in de vraag naar arbeidskrachten uitgesplitst naar klimaatbeleidsscenario, 2026Scenario Additioneel
Wat de vraag in arbeidskrachten in absolute aantallen banen betreft, wordt in het basisscenario de grootste verandering verwacht in Noord-Holland, terwijl in het klimaatbeleidsscenario de verandering in die provincie kleiner is dan in Zuid-Holland en Noord-Brabant. En relatief gezien is de verwachte verandering in de vraag naar arbeidskrachten in het basisscenario het kleinst in Zeeland, terwijl die provincie in het klimaatbeleidsscenario juist de grootste verwachte verandering kent. Het omgekeerde geldt voor Utrecht en Flevoland.

Scenario Budgetneutraal
In het scenario Budgetneutraal is de verandering in de vraag naar arbeidskrachten in bijna alle provincies juist negatief. Alleen in Noord-Brabant is deze nog net hoger dan nul. Op regionaal niveau wordt de toename in de vraag naar arbeidskrachten door de meer-investeringen dus zo goed als volledig gecompenseerd door de afname in andere bestedingen. In absolute aantallen is dit effect het grootst in Noord-Holland. Dit komt waarschijnlijk doordat er in die provincie veel banen zijn in sectoren, die in het gehanteerde scenario de meeste negatieve gevolgen ondervinden van crowding out-effecten. Denk hierbij aan sectoren als detailhandel en horeca.

Veranderingen in de vraag naar arbeidskrachten per sector

Onderstaande visualisatie laat voor 21 sectoren zien hoe de vraag naar arbeidskrachten in Zeeland in 2026 verandert ten opzichte van 2019 in het basisscenario. 

Scenario Additioneel
Binnen dit scenario neemt de totale vraag naar arbeidskrachten in de provincie Zeeland toe. Als gevolg van het klimaatbeleid, leiden de investeringen in de provincie Zeeland tot een relatief sterke toename van de vraag naar arbeidskrachten in de sectoren metaalindustrie en bouwnijverheid. 

Scenario Budgetneutraal
Binnen dit scenario neemt de totale vraag naar arbeidskrachten in de provincie Zeeland af. Dit komt vooral doordat verschillende, meer arbeidsintensieve sectoren, zoals de detailhandel, horeca, cultuur, sport en recreatie en financiële diensten, negatieve gevolgen
ondervinden van de crowding out-effecten van het klimaatbeleid. Deze variant van
het scenario laat dus zien dat extra investeringen, als gevolg van het klimaatbeleid, negatieve
gevolgen kunnen hebben voor de vraag naar arbeidskrachten in sectoren die niet direct zijn
gerelateerd aan het klimaatbeleid. De verwachte verandering in de vraag naar arbeidskrachten in de sector metaalindustrie blijft wel positief. Hetzelfde geldt voor de bouwnijverheid, hoewel voor deze sector het verschil met de variant ‘additioneel’ groter is dan voor de metaalindustrie. In alle andere sectoren is de nettoverandering in de vraag naar arbeidskrachten gelijk of negatief bij deze variant van het klimaatbeleidsscenario.

Verwachte verandering in de vraag naar arbeidskrachten bij klimaatscenario per sector, 2026, provincie Zeeland
Veranderingen in de vraag naar arbeidskrachten per beroep

Onderstaande visualisatie laat voor 12 beroepsklassen zien hoe de vraag naar arbeidskrachten in de provincie Zeeland in 2026 verandert ten opzichte van 2019 in het basisscenario. 

Scenario Additioneel
In het scenario additioneel ligt de vraag voor alle beroepsklassen in het klimaatscenario hoger dan in het basisscenario. Wel verschilt de verwachte toename per beroepsklasse. De grootste relatieve toename wordt verwacht voor de beroepsklasse Technische beroepen. 

Scenario Budgetneutraal (pas filter in visualisatie aan)
In het budgetneutrale scenario verandert het beeld voor veel beroepsklassen. Met uitzondering van de beroepsklasse technische beroepen is de verwachte verandering lager dan in het basisscenario. Deze negatieve gevolgen, veroorzaakt door de veronderstelde crowding out-effecten, zijn vooral merkbaar in de beroepsklasse Dienstverlenende beroepen.

Verwachte verandering in vraag naar arbeidskrachten bij klimaatbeleidsscenario per beroepsklasse, 2026, provincie Zeeland

Vraag naar beroepsgroep
Om een gedetailleerder beeld te krijgen van de veranderingen in de vraag naar beroepen, geven we in onderstaande visualisatie een top 20 weer van de beroepsgroepen die in Nederland een relatief sterke toename in de vraag kennen. Via de filter in de visualisatie is het weer mogelijk om van scenario (additioneel of budgetneutraal) te wisselen.

Top 20: verwachte verandering in vraag naar arbeidskrachten bij klimaatbeleidsscenario per beroepsgroep, 2026, Nederland
Veranderingen in de vraag naar arbeidskrachten per opleiding

Onderstaande visualisatie laat voor 20 opleidingssectoren (naar onderwijsniveau) zien hoe de vraag  in de provincie Zeeland naar arbeidskrachten in 2026 verandert ten opzichte van 2019 bij het basisscenario. 

Scenario Additioneel
In het scenario additioneel ligt de vraag voor alle opleidingssectoren bij het klimaatscenario hoger dan in het basisscenario. Wel verschilt de verwachte toename per beroepsklasse. De grootste relatieve toename wordt verwacht voor de opleidingen in de techniek en ICT, en landbouw en natuur. 

Scenario Budgetneutraal (pas filter in de visualisatie aan)
In het budgetneutrale scenario verandert het beeld voor veel opleidingssectoren. Met uitzondering van opleidingen in techniek en ICT is de verwachte verandering lager dan in het basisscenario. Deze negatieve gevolgen, veroorzaakt door de veronderstelde crowding out-effecten, zijn vooral merkbaar in de opleidingssectoren zorg en dienstverlening, en economie en maatschappij.  

Verwachte verandering in vraag naar arbeidskrachten bij klimaatbeleidsscenario per opleidingssector, 2026, provincie Zeeland

Vraag naar opleidingsrichtingen
Om een gedetailleerder beeld te krijgen van de veranderingen in de vraag naar opleidingen, geven we in onderstaande visualisatie een top 20 weer van de opleidingsrichtingen die in Nederland een relatief sterke toename in de vraag kennen. Via de filter in de visualisatie is het weer mogelijk om van scenario (additioneel of budgetneutraal) te wisselen.

Top 20: verwachte verandering in vraag naar arbeidskrachten bij klimaatbeleidsscenario per opleidingsrichting, 2026, Nederland
Veranderingen in knelpunten in klimaatbeleidsscenario 

De veranderingen in de vraag naar arbeidskrachten die ontstaan als gevolg van de meer-investeringen, hebben ook gevolgen voor de knelpunten per beroep en opleiding. Een toename van de vraag heeft tot gevolg dat de knelpunten groter worden, terwijl een afname van de vraag tot gevolg heeft dat de knelpunten minder groot worden. Om hier meer inzicht in te krijgen, hebben we in onderstaande tabellen voor beide varianten van het klimaatbeleidsscenario de veranderingen in de vraag naar arbeidskrachten afgezet tegen de mate waarin in het basisscenario een knelpunt in de personeelsvoorziening wordt verwacht.

Naar beroepsklasse
Naarmate de waarde van de ITKB lager wordt, zijn de verwachte knelpunten groter. Voor beroepen met een ITKB lager dan 0,9 worden in het basisscenario in de provincie Zeeland in 2026 grote  knelpunten verwacht.

Als gevolg van de meer-investeringen, wordt de grootste toename verwacht voor technische beroepen, waarvoor in het basisscenario al grote knelpunten voorzien worden. In het scenario budgetneutraal is de vraag naar veel beroepen kleiner. Een mogelijk bijeffect van het klimaatbeleid is binnen dit scenario dan ook dat de knelpunten in de personeelsvoorziening minder groot worden voor bepaalde beroepen. Dit betekent echter niet dat de arbeidsmarkt een minder grote belemmering vormt voor het realiseren van het klimaatdoel. Voor techniekberoepen waarvoor al in het basisscenario (zeer) grote knelpunten in de personeelsvoorziening verwacht worden, blijft de verwachte verandering in de uitbreidingsvraag ook bij deze variant van het klimaatbeleidsscenario positief.

Verandering in knelpunten bij klimaatbeleidsscenario per beroepsklasse, provincie Zeeland, 2026

Naar opleidingssector
Naarmate de waarde van de ITA lager wordt, zijn de verwachte arbeidsperspectieven voor personen met een bepaalde opleidingsachtergrond groter. Voor opleidingen met een ITA lager dan 1 worden in het basisscenario in de provincie Zeeland in 2026 goede arbeidsmarktperspectieven verwacht.


De investeringen die volgen uit het klimaatbeleid, leiden vooral tot een toename in de vraag naar werkzoekenden met een opleidingsachtergrond in techniek en ICT. Voor de
uitvoering van het klimaatbeleid betekent dit dat er nog meer personen met die
opleidingsachtergrond nodig zijn, terwijl de vraag het aanbod al ruimschoots overtreft in het
basisscenario (wat neerkomt op goede arbeidsmarktperspectieven voor deze opleidingen).

Verandering in knelpunten bij klimaatbeleidsscenario per opleidingssector, provincie Zeeland, 2026
Inzicht om tot actie te komen

Het PBL-ROA-model toont waar knelpunten in de provincie Zeeland kunnen ontstaan, met als doel dat alle betrokken partijen gezamenlijk gerichter kunnen bepalen wat gedaan moet worden, wanneer het gedaan moet worden en door wie, om te voorkomen dat arbeidsmarktknelpunten het behalen van het klimaatdoel belemmeren. Frictie op de arbeidsmarkt betekent niet automatisch dat er aanvullend beleid nodig is voor het realiseren van de doelstellingen van het klimaatbeleid. Dit hangt allereerst af van de mate waarin bedrijven en arbeidskrachten hun gedrag kunnen en zullen aanpassen in reactie op de ontstane knelpunten, en of deze aanpassingen voldoende zijn om de verwachte knelpunten dusdanig op te lossen dat het klimaatdoel alsnog gehaald kan worden. Als de verwachting is dat dit niet gebeurt, dan bepaalt de oorzaak van het knelpunt wat nodig is en wie daarvoor aan zet is.

Meer info
  • Het nieuwsbericht over het onderzoek van het PBL en het ROA kunt u hier vinden.

  • De publicatiepagina met een korte samenvatting van het onderzoek, downloadoptie van het rapport en de downloadoptie van de open data kunt hier vinden.

Artikelen

POWERED BY

powered by