Leven Lang Ontwikkelen: belemmeringen, oplossingen en maatregelen
Belangrijkste inzichten
- De roep om Leven Lang Ontwikkelen (LLO) te stimuleren, is de laatste jaren steeds sterker geworden, omdat men inziet hoe het een bijdrage kan leveren aan de reïntegratie van werklozen en het up-to-date houden van skills in een veranderende arbeidsmarkt.
- Net als bij reïntegratie, lijkt het netto-effect op individueel niveau van Leven Lang Ontwikkelen het grootst bij doelgroepen die er nu op de grootste afstand van staan.
- Doelgroepen waarbij Leven Lang Ontwikkelen verder gestimuleerd moet worden, zijn onder andere werklozen, mensen met een deeltijdbaan, werkenden van middelbare of oudere leeftijd en mensen zonder startkwalificatie.
- Panteia deelt de belemmeringen en oplossingen voor het stimuleren van Leven Lang Ontwikkelen in deze doelgroepen.
Het belang van Leven Lang Ontwikkelen
De roep om Leven Lang Ontwikkelen te stimuleren is de laatste jaren steeds sterker geworden. Een belangrijke achtergrond is de herontdekking van het feit dat scholing van werklozen een belangrijke bijdrage kan leveren aan reïntegratie. Een tweede stimulerende factor is de combinatie van steeds sneller veranderende eisen aan werkenden, en de hogere AOW-leeftijd: steeds meer mensen moeten gedurende hun loopbaan één of meerdere keren van baan wisselen en dan zijn vaak andere skills nodig in een nieuwe functie. En ten derde worden steeds hogere eisen gesteld aan de benodigde skills, ook voor wie dezelfde baan houdt, bijvoorbeeld door technologische ontwikkelingen en de noodzaak van concurrentie met bedrijven elders in de wereld. Idealiter ontstaat er trek in de schoorsteen: werkenden ontwikkelen zich naar een hoger niveau, zodat werklozen kunnen instromen.
DOELGROEPEN
Net als bij reïntegratie lijkt het netto-effect op individueel niveau van Leven Lang Ontwikkelen het grootst bij doelgroepen die er nu op de grootste afstand van staan. Veel werklozen en andere personen zonder baan doen nauwelijks aan (georganiseerde) vormen van ontwikkeling. Als ze dat wel zouden doen, zouden ze een passende baan kunnen vinden. Dit kan ook gelden voor mensen met een deeltijdbaan. De omvang van het onbenut arbeidspotentieel naar opleidingsniveau geeft een aanwijzing voor het potentieel van Leven Lang Ontwikkelen bij werklozen en deeltijders. In onderstaande figuur ziet u het arbeidspotentieel naar opleidingsniveau voor alle provincies en arbeidsmarktregio’s in Nederland.
Ook is er een groep werkenden van middelbare en oudere leeftijd die relatief weinig aan ontwikkeling doet. Bij die groep bestaat vaak het grootste risico dat ze na verloop van tijd hun baan kwijt raken, omdat hun functie veroudert of overtollig wordt. Het Sociaal en Cultureel Planbureau identificeert verder vrouwen, zelfstandigen, werknemers met een tijdelijk contract en werknemers in het bedrijfsleven (versus werknemers in de (semi-)publieke sector) als groepen die minder aan ontwikkeling doen. De verdeling van de kans op een stage voor mbo-leerlingen per sector geeft een indicatie van de aandacht die sectoren aan scholing en ontwikkeling geven, deze wordt weergegeven in onderstaande figuren. In de zorg en techniek is sprake van aanzienlijk meer oudere stagiairs dan in andere sectoren. Dit zijn vaak instromers en in die sectoren moet men het voor een deel van instroom hebben.
Een groep die bijna per definitie minder aan ontwikkeling doet, zijn de mensen zonder een opleiding of startkwalificatieniveau. Bij deze groep bestaat vaak een weerstand tegen leren en onderwijs. Een indicatie voor de ontwikkeling van deze groep wordt geven door het percentage voortijdig schoolverlaters. Per provincie, arbeidsmarktregio en gemeente gaat het om de volgende percentages:
Bij deze groep zal ontwikkeling bij voorkeur niet altijd plaatsvinden via het reguliere of het particuliere onderwijs, maar via andere vormen van leren dan formeel leren:
- Formeel leren:
Systematisch en gestructureerd leren binnen een omgeving die ontworpen is om te leren, met als doel het behalen van erkende diploma’s of certificaten. - Non-formeel leren:
Georganiseerd leren, doelgericht maar minder gestructureerd en systematisch in vergelijking met formeel leren. Non-formeel leren is niet gericht op het behalen van een erkend diploma of certificaat. Voorbeelden zijn cursussen, trainingen en bedrijfsspecifieke opleidingen. - Informeel leren:
Onbedoeld leren, kan in een georganiseerde leersetting plaatsvinden en ook daarbuiten. Dit leren is in feite een ‘bijproduct’ van andere activiteiten: leren tanken, je smartphone gebruiken, mantelzorg verlenen. Binnen het werk wordt veel informeel geleerd.
Het SCP duidt ook nog een aantal specifieke groepen waar te weinig aan Leven Lang Ontwikkelen gebeurt: parttime werkende moeders, lager opgeleide werklozen met gezondheidsklachten, en 55-plussers zonder baan.
Belemmeringen
Het stimuleren van Leven Lang Ontwikkelen bij de groepen die er juist het grootste (netto-)voordeel uit zouden kunnen halen, stuit op een aantal belemmeringen. Panteia heeft dit onderzocht voor de Tweede Kamer. De belangrijkste belemmeringen zijn:
- Mensen houden sterk vast aan zekerheden. Ze willen niet geloven dat hun baan op de tocht staat.
- Men heeft geen visie op de toekomst, denkt vooral op de korte termijn en mist daardoor de urgentie om aan het leren of ontwikkelen te gaan.
- Men heeft een negatief beeld van scholing. Vaak is met niet voor niets vroegtijdig met school gestopt. Dikwijls speelt dit in combinatie met een gebrek aan zelfvertrouwen.
- Men heeft er de middelen niet voor. Opleidingen zijn vaak duur en een aanslag op de krappe beurs van de werkloze.
- Er is vaak sprake van multiproblematiek. De gebrekkige opleiding is niet de enige reden waarom men niet aan het werk komt of waarom men met baanverlies wordt bedreigd.
- Er is vaak sprake van tijdsdruk. Het is al moeilijk de balans tussen werk, zorg en privé te bewaren en daar past een opleiding helemaal niet bij.
Oplossingen
Panteia noemt ook de nodige oplossingen:
- Los eerst de andere individuele problemen op.
- Help met onafhankelijke loopbaancoaching, persoonlijke begeleiding, een soort GPS-systeem voor de arbeidsmarkt, etc.
- Werk aan een systeem van erkenning van competenties.
- Laat ontwikkeling meer aansluiten bij de drivers van mensen: persoonlijke groei, vrijwilligerswerk of andere activiteiten die voldoening geven, of door te stimuleren om ontwikkelingen in het werkveld bij te houden.
- Maak leren aantrekkelijk (korte cursussen, rustig tempo, geen examens, praktisch leren, een beloning na afloop in de vorm van waardering, arbeidsmarktkansen, een certificaat of een hoger salaris) en personaliseer het leren (biedt maatwerk).
- Een flexibel aanbod qua tijdstip en plaats, liefst ook met flexibele instroommomenten.
- Faciliteer financiële scholingsmiddelen voor specifieke doelgroepen.
Maatregelen
Het laatste is eigenlijk op dit moment niet echt het geval. Scholingsmaatregelen als het Levenlanglerenkrediet en ‘NL leert door met inzet van scholing’ zijn juist heel breed gericht. Er zijn wel maatregelen voor brede doelgroepen zoals WW-ers en mensen die een mbo-opleiding volgen en ook komt er vanaf 2022 een individueel scholingsbudget (STAP-regeling) beschikbaar. Het is echter niet zo dat er specifieke maatregelen gelden voor doelgroepen met een achterstand op het gebied van Leven Lang Ontwikkelen.
Overige maatregelen richten zich op:
- Ondersteuning bij het kiezen van opleidingen (een landelijk portal met opleidings- en financieringsmogelijkheden, de Leerwerkloketten, de ontwikkeladviezen in het kader van NL leert door).
- Stimuleren van scholing van werkenden (vrijstelling van scholingskosten, cao-maatregelen, de SLIM-regeling en MKB!idee om leren binnen het MKB te versterken, de subsidieregeling Tel mee met Taal 2021-2024 om laaggeletterdheid tegen te gaan).
- Verschillende campagnes om Leven Lang Ontwikkelen te stimuleren (de campagne Hoe Werkt Nederland? De campagne Slim Werkgeven alsook de communicatie rondom de verschillende regelingen).
Er is echter nog een lange weg te gaan om juist die groepen tot ontwikkeling te stimuleren die geen leercultuur kennen (binnen hun groep of bedrijf) en die niet zelf hierbij de regie kunnen of willen oppakken. Een regio die zich wil ontwikkelen, zal daarom de ontwikkeling van juist deze groepen moeten ondersteunen en het niet aan de doelgroep zelf of hun werkgevers over moeten laten.