Binden en boeien van talent in Limburg
Belangrijke inzichten
- Na de coronacrisis zal de economie waarschijnlijk snel herstellen. Hierdoor manifesteren zich weer dezelfde personele knelpunten als in begin 2020.
- Er zullen vooral tekorten ontstaan in zogenaamde "cruciale beroepen". Landelijk werkt 34% in dergelijke beroepen. In Noord-, Midden-, en Zuid-Limburg is dit respectievelijk 34,1%, 35,7%, en 35,5% .
- Landelijk verwacht het Researchcentrum Onderwijs Arbeidsmarkt (ROA) grote knelpunten in de beroepsklassen Zorg en welzijn, ICT en Pedagogische beroepen.
- Ook worden problemen verwacht in de personeelsvoorziening van zowel hbo- als mbo-functies.
- Het is van belang dat meer aandacht besteed wordt aan het binden van talent aan de regio. Dit kan onder andere gedaan worden door te investeren in nieuwe en betaalbare woningen, beter openbaar vervoer en een aangenaam woonklimaat (denk aan horeca, school en sportfaciliteiten).
Door de COVID19-crisis en de lockdown in het bijzonder, liggen de problemen op de arbeidsmarkt tijdelijk vooral in het aan het werk houden van werknemers waarvan de werkgever in de problemen komt. Dit is echter een tijdelijke zaak. Omdat het niet om een structurele weeffout in de economie gaat, is de kans groot dat de komende jaren de economie snel weer op volle toeren gaat draaien. Dan manifesteren zich weer dezelfde personele knelpunten als begin 2020. Vooral in sectoren als overheid en zorg, maar ook in de industrie zullen babyboomers op korte termijn toch de (inmiddels iets hogere) AOW-leeftijd bereiken. Dit vergroot de knelpunten. Het zijn niet zozeer het aantal coronadoden en andere getroffenen die dit effect versterken (want dat valt naar verhouding in de beroepsbevolking nog wel mee), maar wel het aantal personen dat na een gedwongen rustpauze tijdens de COVID-crisis niet meer kan en wil aanklampen op de arbeidsmarkt.
Voor mensen waarvan de baan op de tocht staat of al is verdwenen, liggen er kansen in de zogeheten “cruciale beroepen”. Dat klinkt mooi, maar kansen voor werkzoekenden betekenen problemen voor werkgevers. Juist in deze beroepen gaan tekorten ontstaan en die tekorten hebben meteen stevige consequenties voor het functioneren van economie en maatschappij. Zie voor de percentages in Limburg de onderstaande kaart (het landelijke gemiddelde is 34%):
Juist de sectoren die volgens een analyse van Bureau Blaauwberg in economische zin relatief minder kwetsbaar zijn voor de crisis (https://blaauwberg.nl/regionale-verschillen-impact-crisis/), zoals overheid, onderwijs en zorg, de ICT en de bouw, zijn door een combinatie van vergrijzing en vaak stijgende vraag naar personeel, juist het meest kwetsbaar in arbeidsmarkttechnische zin. Zo zien we bijvoorbeeld bij de gemeenten het aantal vacatures flink oplopen (zie de vacaturemonitor die Panteia elk kwartaal voor de gemeenten samenstelt: https://www.aeno.nl/vacaturemonitor).
Het Researchcentrum Onderwijs Arbeidsmarkt (ROA) voorspelt de arbeidsmarkttekorten over een aantal jaren. Toen het ROA deze cijfers publiceerde, was er nog geen COVID-crisis. Niettemin geven ze toch wel een indruk van de knelpunten die er de komende jaren dreigen. Vooral in de zorg/welzijnsberoepen, de ICT-beroepen, de pedagogische beroepen, de techniek, de agrarische beroepen en beroepen op het gebied van bestuur en veiligheid ontstaan grote problemen.
De spanningsindicator van UWV laat trouwens zien dat ook eind 2020 al in veel van deze beroepen een aanzienlijke krapte bestond, ook in Limburg:
De problemen worden alleen maar groter en gaan ook niet door het beroepsonderwijs opgelost worden. Voor de meeste hbo-functies zijn sowieso al grote knelpunten te verwachten, maar ook mbo'ers zijn veelgevraagd, zoals de perspectieven van gediplomeerden volgens Kans op werk van SBB laten zien:
De regio en het arbeidsaanbod
De arbeidsmarkt voor academici is internationaal georiënteerd. De hbo'er zoekt vaak naar werk in een deel van het land. Dat blijft grotendeels het geval, maar er zijn de nodige indicaties dat de relatie met de regio belangrijker wordt:
- Studenten in het hoger onderwijs studeren vaak vanuit het ouderlijk huis om hoge studieschulden te voorkomen en zijn daardoor minder nationaal en internationaal georiënteerd. Ook mochten ze tijdens de COVID-crisis de grens niet over.
- De krapte komt (vooral ook door de vergrijzing), anders dan voorheen, ook te zitten in beroepen met een sterke regionale of zelfs lokale oriëntatie: zorgmedewerkers, leraren, agenten, e.d. wonen vaak dicht bij hun werk.
- Dit geldt ook meer in het algemeen voor de mbo'ers. Die zoeken na afloop van hun studie vaak geen baan op meer dan 30 km van hun woonplaats.
- Arbeidsmigranten zullen op termijn, en ook al nu met de crisis, vaker wegblijven, waardoor werkgevers meer op het lokale aanbod zijn aangewezen.
- Waar technici bijvoorbeeld nog wel met mooie salarissen zijn te lokken door de grote bedrijven, wordt dat lastiger voor het MKB, dat daarmee moet concurreren.
Een tegengestelde beweging is natuurlijk dat door de crisis thuiswerken populairder is geworden. Veel werknemers ontdekken daardoor dat het werk voor een verre werkgever ook vanuit huis kan worden gedaan. Maar juist in veel beroepen waar de krapte ontstaat, is thuiswerken niet goed mogelijk. Dit speelt in de zorg, de veiligheidssector en de techniek. Ook wil de thuiswerker in de toekomst toch wel snel naar zijn bedrijf kunnen komen als dat nodig is.
Het is zaak voor de regio om het eigen arbeidsaanbod te koesteren en ander arbeidsaanbod te lokken
Vroeger was de ruimtelijke factor voor de arbeidsmarkt niet zo belangrijk. Dit belang neemt toe. Dat betekent dat wonen, (openbaar) vervoer, regionale mobiliteit en factoren die werkenden binden aan de regio relevanter worden. Het is de opgave om het arbeidsaanbod aan een regio te binden en voor een regio te boeien.
Een eerste factor van belang is natuurlijk een betaalbare woning voor wie in de regio werkt. In veel regio’s is er sprake van een stevig woningtekort en rijzen de huizenprijzen de pan uit. De regio’s met lagere huizenprijzen zijn daardoor juist in het voordeel, maar er zijn wel steeds minder van die regio’s. Er moet flink gebouwd worden. Dat geldt in de eerste plaats voor studentenkamers, waarbij we niet moeten vergeten dat studeren vanuit huis vaak ook bepaalde eisen stelt aan de woonomgeving. Vervolgens moet gezorgd worden voor woningen voor hoger opgeleid personeel en ten slotte ook voor het segment sociale woningbouw. Ouderen verlaten vaak de (grote) woning niet bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, ook bijvoorbeeld omdat er geen geschikte appartementen beschikbaar zijn. Dit zet de woningmarkt extra onder druk.
Wat niet helpt, is ook dat bouwvakkers schaars zijn en dat het nog krappere aanbod aan installatiemonteurs ook nog eens zorg moet dragen voor een voorspoedige energietransitie. Het moet daarom in ieder geval aantrekkelijker worden gemaakt om in de bouw en installatie te werken. Ook aandacht voor de duurzame inzetbaarheid van de bouwvakker kan daarbij helpen, want die haalt vaak de AOW-leeftijd niet in zijn eigen beroep.
Dan speelt vervolgens de ruimtelijke planning ook een rol. Zeker in de volle Randstad is ruimte voor woningbouw schaars. En dan willen met name studenten, maar ook een deel van de werknemers, ook nog eens het liefst in het centrum wonen. In de lucht bouwen, voor woningbouw geschikt maken van overtollige kantoren, woningen op oude, in de stad gelegen industrieterreinen neerzetten, niet te veel economische activiteit die veel ruimte nodig heeft naar de regio halen (landbouw, distributiecentra), huizenbeleggers weren en meer aandacht voor sociale woningbouw zijn daarbij mogelijke maatregelen. En waar het voor leraren, zorgwerkers en agenten inmiddels totaal onmogelijk is om voor een reële huur te wonen (of een passende hypotheek te nemen), zal de regio wonen van deze beroepsgroepen moeten subsidiëren, zoals dat hier en daar al in de grote steden gebeurt.
Hoewel de snelwegen er het laatste jaar zeer rustig uitzien, zal het verkeer snel weer vastlopen als de economie weer op volle toeren gaat draaien. In de Randstad dreigt het verkeer zelfs totaal vast te lopen: ’s ochtends de file in om ’s avonds weer naar huis te kunnen zonder het werk te hebben bereikt. Zonder maatregelen komt ook het goederenvervoer op termijn totaal vast te zitten. Dit is natuurlijk gunstig voor de regio’s in de periferie, maar ook om de Randstad heen dreigt op termijn het verkeer vast te lopen. Gelukkig is er ook de beweging dat jongeren, zelfs zonder dat daartoe harde maatregelen nodig zijn, de auto steeds vaker laten staan. Maar intensivering van het openbaar vervoer is nodig. En uiteraard zal het helpen, als men inderdaad dichter bij huis of vaker thuis zal gaan werken. Afstemming van de regionale mobiliteit op het arbeidsaanbod en studenten is echter hard nodig om het werken in de regio te bevorderen.
Naast wonen en vervoer is ook het woonklimaat van belang. De aanwezigheid van horeca, sport en cultuur verhoogt de aantrekkelijkheid. Een goede school vlakbij voor de kinderen helpt ook. Een belangrijk punt om ook niet te vergeten is dat vaak beide partners werken. Het helpt om iemand met schaarse competenties naar de regio te lokken of voor de regio te behouden, als er voor de partner ook een passende baan beschikbaar is.
Wie eenmaal in de regio woont, zal niet zo snel vertrekken. Het is zaak studenten in de regio vast te houden en naar de regio te lokken. Dat kan met een gevarieerd aanbod van opleidingen en voldoende stageplaatsen. Vervolgens moeten die studenten zoveel mogelijk binnen de regio aan het werk kunnen komen. Gek genoeg betekent dit ook dat het opleidingenaanbod afgestemd moet worden op de lokale economie. Wanneer de opleidingsinstellingen veel opleidingen aanbieden waarvoor binnen de regio geen arbeidsplaats te vinden is, vertrekken ze naar elders en gaat arbeidsaanbod verloren. Natuurlijk kan dat ook inhouden dat opleidingen zonder arbeidsmarktperspectief die desondanks aantrekkelijk zijn voor studenten, zoveel mogelijk inhoud krijgen die wel aansluit bij de regionale arbeidsmarktbehoefte.
Deze lijst flankerende acties voor de arbeidsmarkt lijkt logisch, maar is niet altijd even gemakkelijk te realiseren. Toch zal dit in veel regio’s moeten; anders loopt de arbeidsmarkt daar vast.